Ook als ik met een klant in gesprek ga is de stem er. Ik bedoel: vooral en met name als ik met een klant in gesprek ga is die stem er. Er zit dus in mijn hoofd steeds iemand door heen te lullen als ik mijn pitch doe. Als ik de klant vertel welke mogelijkheden een mooie cabaretshow allemaal heeft voor zijn afdeling. Dan hóór ik die stem: nou, nou, zo belangrijk is die voorstelling ook weer niet, je mag blij als ze je er een euro voor geven!
Laatst was ik het zat. Ik zat bij een klant. Een man die zichzelf had voorgesteld als ‘ik ben een enorme cabaretliefhebber!’ Lekkere basis voor een goed gesprek zul je zeggen. Kwestie van inkoppen. Not. De stemmen in mijn hoofd bleven maar gaan. Ze stonden te schreeuwen in mijn hoofd: je kunt niets, je kunt niets! Zoek een echte baan. Verdoe de tijd van die man niet!
En toen plots, terwijl de klant uitgebreid aan het praten was over de problemen in zijn team, zei ik: ‘en nu, nu, nu houden jullie je kop!’ Ik vloekte er hardvochtig bij. ‘Nu is het genoeg.’
De man, de klant keek me geschrokken aan. Hij zei: alles goed? Ik zei geagiteerd: nee, eigenlijk niet. Ik heb stemmen in mijn hoofd, die alles steeds kapot maken.
De man keek me met grote ogen aan: echt? Hij kreeg tranen in de ogen en maakte een vreugdesprongetje. Ik ook. Ik heb ze ook. En, en, en… volgens mij al mijn mensen ook. Hier op de werkvloer. Als je ziet hoe spastisch ze werken, hoe alles tot een probleem leidt, hoe mensen elkaar in de haren vliegen… Ik vraag me alleen af, ‘zei de klant die inmiddels weer was gaan zitten’, of je de gedachten het zwijgen op moet leggen.
Ik keek de man met een pruillip aan en vroeg: maar wat moet je dan?
De man zuchtte en zei: ik hoorde eens iemand zeggen dat wij ooit, toen we heel klein waren, zijn gaan denken dat het aan ons ligt. Dat wij het verpesten, dat we het niet kunnen. Maar dat is een ongelukkig misverstand. Het is een feit, een feit, hoor je wat ik zeg, een feit dat we elke dag opnieuw kunnen proberen. Dat we niet weten of het helemaal zal lukken, maar dat we wel een poging kunnen wagen. Ook al zeggen de stemmen anders. Ik knikte. Ik rechtte mijn rug. En ik zei: ja. Zo zit het. Misschien moeten we een beetje lief zijn voor de stemmen. Het is maar een misverstand.