De beide instanties sommen hun bezwaren op in een brief die minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) deze week naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Volgens de uitvoerders is het plan voor een verplichte AOV in de huidige vorm waarschijnlijk niet uitvoerbaar.
In maart presenteerden de sociale partners een gedetailleerd advies voor zo’n verplichte regeling, die moet ingaan in 2024. In het pensioenakkoord is afgesproken dat zzp’ers zich net als werknemers verplicht moeten verzekeren, tot aan hun AOW-leeftijd. De Belastingdienst zou de premies innen en het UWV zou de uitkeringen betalen. Koolmees heeft het plan omarmd, schrijft hij aan de Tweede Kamer. Tegelijk wijst hij op de bezwaren van de beoogde uitvoerders.
Lees hier het nieuwsbericht over het akkoord over de verplichte AOV
De reacties vanuit de hoek van onder andere de Werkvereniging op de nieuwe regeling waren al gelijk uitermate kritisch. Behalve dat zzp'ers in een uitzonderingspositie worden gedwongen, stuitte ook de hoogte van de inkomensafhankelijke premie (tot maximaal € 200 per maand) op bezwaren, zeker in relatie tot de relatief lage uitkering op minimumloon niveau.
Uitvoerbaarheid AOV is problematisch
UWV en de Belastingdienst gaan niet in op de wenselijkheid van de verplichte regeling. Zij beperken zich tot de uitvoerbaarheid. En die is problematisch, stellen zij, vanwege de vele keuzemogelijkheden die zzp’ers krijgen. Zo kunnen zij kiezen om – tegen een hogere premie – al na een half jaar arbeidsongeschiktheid een uitkering te krijgen, in plaats van na een jaar. Wie twee jaar ‘wachttijd’ kiest, betaalt juist een lagere premie.
Al die opties zijn aangebracht om draagvlak te creëren onder zzp’ers, maar leiden tot 'een stapeling van complexiteit' voor de Belastingdienst en het UWV. Wie bijvoorbeeld een private verzekering heeft met minimaal dezelfde dekking, hoeft niet mee te doen met de publieke verzekering (opt-out). De mogelijkheid tot opt-out maakt uitvoering volgens het UWC niet alleen 'ingewikkeld', maar werkt ook ‘averechtse selectie’ in de hand, doordat jonge, gezonde zzp’ers eenvoudiger en goedkoper uit zijn met een private verzekering.
Ook zijn er vragen over de wijze waarop de premie voor de verplichte AOV moet worden vastgesteld. In hun advies hebben de sociale partners vastgelegd dat de private verzekering minstens dezelfde premie en dekking moet hebben als de publieke verzekering. Dit zou betekenen dat de publieke premie bepalend gaat zijn voor de hoogte van de private premie en de vraag is of dat juridisch houdbaar is.
Breed draagvlak blijft belangrijk
De Belastingdienst en het UWV adviseren het kabinet om de regeling simpeler te houden. Het UWV voorziet ook problemen waar het gaat om de vaststelling welke groepen voor de verplichte AOV in aanmerkingen. De problematiek rond de invoering van wet DBA heeft volgens de uitkeringsinstantie aangetoond hoe lastig het is om het verschil tussen werknemers en zelfstandigen te bepalen.
Koolmees zegt veel waarde te hechten aan de signalen van de beoogde uitvoerders. Tegelijk vindt hij het 'van groot belang' dat er een verzekering komt met een breed draagvlak. Daarom zegt de minister verder te gaan met het uitwerken van de verplichte AOV. Hij verwacht nog dit jaar de Kamer verder te informeren, waarna een uitgewerkt voorstel begin 2021 in consultatie kan gaan.